Donderdag Brainfartdag! Elke donderdag lees je hier een verse brainfart. Met vandaag: het in woorden vatten van verlies en rouw.
Het is iets over negenen op een maandagochtend als ik met de dierenarts bel.
‘Hoi, met Tjeerd. Ik bel over Abel. Het gaat niet meer.’
‘Och, wat sneu.’
Wat we daarna bespreken weet ik niet meer, enkel het moment dat de assistente zegt dat de dierenarts aan het einde van de ochtend langs kan komen staat in mijn geheugen gegrift.
Of dat oké is. Ik wil nee zeggen, ik wil uitschreeuwen dat ze weg moeten blijven, dat ze met hun tengels van mijn grote kale vriend af moeten blijven.
Maar ik zeg niets. Heb letterlijk een brok in mijn keel en begin te huilen. Ik zeg sorry. Waarom weet ik niet. De assistente zegt dat het oké is, dat het ook moeilijk is. Met de grootst mogelijke weerzin ga ik akkoord met de afspraak aan het einde van de ochtend.
Nog drie uur. Drie uur tot Abel dood is. Wat moeten we nou in godsnaam die drie uur doen? Wat moeten we hem zeggen?
Ik loop de badkamer in en begin zo onbedaarlijk te huilen dat ik een handdoek pak om in te bijten. De mooie rooie hoeft mijn hysterische huilbui niet te horen.
Beneden ligt Abel op de bank, onder zijn dekentje. Och man, wat was het een liefhebber van dekentjes. Hoe warmer hoe beter. Ik zeg sorry tegen hem. Het voelt als verraad. Alsof ik degene ben die hem het leven ontneemt, hoewel eigenlijk het leven al bijna uit hem is geslopen.
Hij kijkt me aan met die grote, ijsblauwe, prachtige kraalogen en knikt. Dat doet hij altijd. Een knikje geven. Me recht aankijken. En dan met zijn koppie langs mijn baard schuren. ‘Baarden’ noemen we dat. En het is het lekkerste wat er is.
We huilen samen, de mooie rooie en ik. Maken een selfie. De meest verschrikkelijke selfie ooit. Abel is grauw, wij zien grauw, het is een dodenportret, ik kan er nog steeds niet naar kijken.
Eten en drinken deed hij dat laatste weekend al bijna niet meer. Alleen zijn stickies, vloeibare kattensnoepjes, wilde hij nog. De hedonist. Koffie dronk hij ook graag. Ja, echt. Dat hele koppie ging het kopje in om de laatste druppels espresso op te likken. De man had smaak.
We reden ooit van de dierenarts terug naar huis, Abel zat op schoot - wat overigens hilarische taferelen oplevert, een naaktkat op de passagiersstoel - en we besloten door de McDrive te gaan. De visstukjes die we hem voorhielden, weigerde hij beleeft. Enkel de beste vis was goed genoeg voor hem.
De tijd tikt tergend traag weg, anderzijds komt dat vermaledijde einde van de ochtend steeds sneller dichterbij. Die laatste uren gaan er nog wat stickies doorheen en sloten koffie. We knuffelen hem. Kussen dat lieve koppie. Zeggen dat het goed is zo, meer voor onszelf dan voor hem. Hij is op, het is zo snel gegaan. Af en toe is hij benauwd. Hij redt het niet meer naar de wc. We huilen.
We noemden hem altijd het zorgenkindje, terwijl er nooit iets mis was met hem. Tot hij afgelopen december een soort toeval had. Het leek alsof hij verschrikkelijke pijnen had, slaakte een lage monotone klaagzang uit. Hartverscheurend om te zien en te horen. Kon hij maar zeggen wat hij voelde, wat er mis was.
De drie maanden die volgden leek het beter te gaan. Nog twee keer had hij zo’n aanval, maar het leek steeds langer weg te blijven. De dierenarts kon niets vinden. Ik ben eind januari naar Mallnitz gegaan, met lood in de schoenen. Maar het ging goed, dus het kon.
Het zijn twee weken die ik nooit meer terug krijg. Twee weken waarin ik nog van hem had kunnen genieten. Ik ben eerder teruggekomen, want het voelde niet goed. Goddank ben ik eerder teruggekomen.
Brammie is heel rustig. Zit naast zijn grote broer. Snuffelt wat aan hem. Is anders altijd enorm druk en speels en voert het hoogste woord. Hij is stil nu.
Op een zeker moment rijdt het busje van de dierenarts voorbij. Dat was het dan. Abel ligt op mijn borst, daar lag hij altijd het liefst. Hij kijkt me aan. Ik hou mezelf maar voor dat hij tot het laatste moment niet wist wat er ging gebeuren.
Over het algemeen vind ik mensen de meest vervelende diersoort. Mijn dierenvrienden geven me meer voldoening en ongecompliceerde liefde. Ze geven me blind vertrouwen. Het zijn vriendschappen die dieper gaan dan sommige vriendschappen met mensen.
Zo heb ik met Brammie hele conversaties. Alsof je een Chinees en een Nederlander tegen elkaar hoort praten. Qua taal is het totaal verschillend, maar de communicatie is universeel. We begrijpen elkaar, ondanks dat we elkaars woorden niet verstaan.
Er wordt aangebeld, de mooie rooie gaat open doen. Mijn laatste seconden alleen met mijn lieve, oude man. Ik kan me niet herinneren wat ik hem nog heb gezegd. Of ik überhaupt nog iets heb gezegd. Misschien waren de laatste seconden samen er een paar van stilte. Van berustende genegenheid. Een onuitgesproken afscheid.
De dierenarts komt binnen. Groet me. Stelt wat vragen en onderzoekt Abel nog voor een laatste keer. Maar het vonnis is definitief. Terwijl zij zich gereedmaakt, probeer ik niet hysterisch te gaan huilen. Dat hysterische heb ik twee keer eerder gehad bij mensen van wie ik heel veel hield stierven. Een oerverdriet, het komt van ver, van diep, het is lelijk en het is bijna niet te houden.
Met een prik in de buik zou het gedaan moeten zijn. De mooie rooie gaat achter me zitten, zodat ze zo dicht mogelijk bij Abeltje is. De dierenarts voelt aan zijn buikje en zet de prik. Hij geeft geen kik, kijkt alleen even op, kijkt een keer naar links, dan naar rechts en gaat dan weer liggen.
Ik blijf hem aaien over zijn ruggetje, trek het dekentje nog wat hoger. Ik wil niet dat hij het nog koud krijgt. Langzaam zijgt zijn koppie op mijn borst. Zijn ademhaling gaat steeds langzamer, zijn ogen sluiten zich. De dierenarts voelt of zijn hart nog klopt. Af en toe heeft hij nog een soort stuiptrekking, maar het gaat eigenlijk heel gemoedelijk. Het zal niet langer dan vijf minuten geduurd hebben. En dan spreekt ze de woorden uit die je niet wil horen.
‘Hij is overleden.’
Ik wil dat ze weggaat. Ik wil schreeuwen. Ik wil dingen kapot smijten. Ik wil huilen, ik wil zo onbedaarlijk huilen. Ik wil vooral dat Abeltje niet dood is. Hij moet koffie drinken. Stickies naar binnen slurpen. Hij moet de trap oprennen om bovenaan de trap mij te roepen om naar zolder te gaan, waar het altijd zo lekker warm is. Dat hij om de paar traptreden omkijkt om te zien of ik wel echt achter hem aankom. En dat we op zolder op de bank ploffen en knuffelen.
Ik wil dat lekkere koppie tegen mijn kin voelen. Ik wil die kale rug aaien. Ik wil dat hij een roodverbrande kop heeft van het te lang in de zon liggen. Ik wil dat hij pissig wordt op Brammie omdat die hem weer eens loopt uit te dagen. Ik wil dat rare, schorre mauwtje van hem horen. Ik wil dat hij op bed springt en ‘buikie-buikie’ komt liggen: blote buik op blote buik. Lekkerste wat er is.
Ik wil dat Abel leeft. Voor altijd.
Wanneer de mooie rooie met de dierenarts naar de gang loopt, hou ik het niet meer. Die oerhuil komt eruit. Ik kan er niets aan doen. Wil er niets aan doen. Ik blijf zeker een halfuur op de bank zitten met Abel op mijn borst. Het lijkt of hij slaapt. Maar zijn koppie wordt al snel koud.
Wanneer we hem eindelijk op zijn andere kleedje leggen, komt Brammie naast hem zitten. Hij snuft wat. Geeft hem een lik over zijn koppie en blijft een tijd zo naast hem zitten. Het is prachtig en verschrikkelijk tegelijk.
Zo blijven we een paar uur in huis. Maar we moeten de volgende stap zetten. Ook weer zo snel. Hij moet begraven worden. Op een mooie plek, die voor ons iets betekent. Het wordt het bos bij Bergen op Zoom. We leggen Abeltje op zijn favoriete dekentje. Leggen hem voorzichtig in een doos en dekken hem toe. Hoewel we onszelf vrij nuchtere mensen vinden, doen we er toch nog een stickie en een paar koffiebonen bij. Pure symboliek, maar voor onze lieve oude man zetten we al onze nuchterheid opzij.
We rijden naar het bos op twintig minuten rijden van huis. Het is nog net niet aan het schemeren, het is er prachtig. Statige lanen, wilde stukken bos, afgewisseld met hertenveldjes en stukken heide. Op een mooi stuk gaan we van het pad af en even verderop schijnen de laatste zonnestralen op een jonge den. Het mos glinstert in de avondzon. Dat is de plek, dat moge duidelijk zijn.
Ik begin een kuil te graven. Trek het mos voorzichtig weg om later weer terug te kunnen leggen. Wanneer de kuil diep genoeg is, kijken we nog eenmaal in de doos. Nog eenmaal zijn lieve koppie aanraken. Nog een keer die heerlijke geur van hem ruiken. Nog een laatste keer hem in zijn favoriete dekentje zien liggen.
‘s Morgens was hij er nog. ‘s Avonds ligt hij een koud, donker bos. Dat idee is zo verschrikkelijk. Ook hier weer dat gevoel van hoogverraad. Mijn lieve vriend, die zo hield van de zon en de warmte, ligt nu in de koude, natte grond onder een berg aarde en mos.
Ik twijfel zelfs even of hij wel echt dood is. Dat hij alleen in een diepe coma is gebracht en dan wakker wordt in die doos, onder de grond, in dat bos. De mooie rooie stelt me gerust. Maar helemaal gerust ben ik er niet op.
In het Hawaïaans hebben ze een woord voor de mens en zijn dierenvriend: kahu. Het woord heeft diverse betekenissen, maar specifiek waar het om huisdieren gaat, betekent het vrij vertaald metgezel, kameraad, beschermer of geëerde verzorger. Het wordt gebruikt om te verwijzen naar iemand die een huisdier heeft, in plaats van de term baas of eigenaar te gebruiken. Kahu heeft een diepe spirituele betekenis, omdat het impliceert dat de persoon en het dier op spiritueel niveau met elkaar verbonden zijn.
Abel was mijn kahu, en ik de zijne.
Mijn lieve angel face.
God, wat mis ik je…
Does it ever get better than the good stuff?
When it's all love.
Baby, you got away, a million miles away.
Cover my bleeding heart.
From all love.
Oh, I'm so out of place.
I'm so out of place.
Vriendschap is één ziel in twee lichamen. ~ Aristoteles
Arthur van Amerongen schreef een prachtig in memoriam over zijn hond(en). Leestip. Hier.
En dit boek is een mustread voor de cynici.
Automatisch kiezen voor het jaarabonnement met 17% korting en als eerste (exclusieve) content ontvangen? Simpel, kik op onderstaande button, vul je gegevens in en je bent erbij. Voilà!
Liever een losse donatie doen? Dat kan!
Een zelfgekozen bedrag als losse donatie doen kan hier, met een directe overboeking naar NL70 BUNQ 2076 5623 89 t.n.v. Tjeerds Brainfarts onder vermelding van je mailadres of door op het BUNQ-logo te klikken. Natuurlijk krijg je bij een losse donatie ook - tijdelijk naar rato - toegang tot betaalde content.
Los doneren via PayPal, Stripe of Buy me a coffee is ook mogelijk. (NB.: PayPal leidt je naar een donatiepagina op naam van mijn uitgeverij, Jalapeño Books)
Het spijt me zo Tjeerd♥️ gecondoleerd
Rust zacht Abel
kahu💔