De bommen sloegen achter en voor in, ons huis bleef staan, maar is een paar dagen later afgebrand. Dat kwam door een stoffeerderij die een paar huizen van ons huis gevestigd was. De huizen achter ons waren met brandbommen platgegooid en de vonken zijn daarvandaan naar de nog bestaande huizen overgesprongen.
Vanuit mijn raam aan de achterzijde van mijn huis kijk ik uit op het Kruiskadepark (officieel Wijkpark Het Oude Westen) en het statige standbeeld van Rigardus Rijnhout, de Reus van Rotterdam. Aan de voorzijde gluren de nieuwe bewoners van De Calypso bij me naar binnen. Hun futuristische appartementen staan op de uiterste rand van de brandgrens die loopt vanaf de Mauritsweg tot ver in Noord en Kralingen. Lopend door de stad en door mijn straat word ik dagelijks nog geconfronteerd met het bombardement vanwege de oplichtende mini-monumenten in de bestrating.
Ik lees op het moment ‘De lege stad’ van Simone van der Vlugt over het bombardement van Rotterdam. Naar mijn bescheiden mening is Van der Vlugt met verve de beste schrijver in het genre van de historische roman. Met klem raad ik dan ook aan om dit boek te gaan lezen, evenals ‘Jacoba, dochter van Holland’ en ‘Nachtblauw’.
Terug naar Rotterdam. In 1999 overleed mijn oma aan de gevolgen van kanker. Na de crematie en alle rompslomp mochten wij als kleinkinderen iets uitzoeken van oma wat wij mooi of waardevol vonden. Nu is waardevol nogal een hol begrip. Want voor de een was de tv van oma waardevol, voor mij was dat ‘De Kist’. De Kist waarin ik met hoge uitzondering weleens mocht snuffelen. Er lagen fossielen in, vreemde boeken, een soort accordeon schetsschrift waarin mijn opa, een begenadigd schilder, pornografische verhalen optekende. Enfin, De Kist was - en is - voor mij bijzonder waardevol.
Al lezende in ‘De lege stad’ herinnerde ik me dat ik ooit voor een opdracht op de basisschool aan oma had gevraagd om haar ervaringen over de oorlog op te schrijven. Ik weet dat ze tijdens het bombardement binnen de brandgrens woonde en dat haar huis tot de grond toe was afgebrand.
De Kist staat uiteraard bij mij in de woonkamer, maar nu met mijn eigen schatten erin. Relikwieën uit WOII, communistische posters uit (toen nog) Tsjechoslowakije, houtbewerkingsgereedschap, het porno schetsschriftje (volgens mijn moeder is de vrouw in de schilderingen mijn oma, gezien de haardracht acht ik dat zeer aannemelijk) en meer van zulks.
Daar ik redelijk geordend ben, vond ik het verslag van mijn oma binnen een minuut, inclusief haar persoonsbewijs.
Ik heb aan mijn ouders gevraagd in welke straat ze woonden tijdens het bombardement, maar dat kan niet met zekerheid gezegd worden. De onontplofte bom waar ze langs zijn gelopen zou op De Boompjes hebben gelegen. Al wat ik kon vinden over de stoffeerderij in het verhaal, is een vage aantekening op de site van Engelfriet over Stoffeerder Warnaar die in een souterrain gezeten zou hebben.
Later in de oorlog woonden mijn oma en haar zus en ouders in Rotterdam-West, op de Boerhaavelaan en in de ’s Gravenzandestraat. Niet ver van het tweede bombardement op West in 1943.
Het verhaal raakte me meer dan ik verwachtte. Het is een prachtig, op een bepaalde manier wat kinderlijk, indrukwekkend maar ook verschrikkelijk verhaal. Zonder opsmuk verteld. Ik heb de tekst dan ook letterlijk overgenomen, tot elke komma, ontbrekende [enter] en taalfout aan toe. Je kunt het hieronder lezen.
De oorlog van 1940 – 1945
10 mei 1940 werd de Marinierskazerne op het Oostplein gebombardeerd en 14 mei 1940 was het grote bombardement op Rotterdam.
Ik ben in Rotterdam geboren en was tien jaar toen de oorlog uitbrak.
Wat ik er nog van herinner zal ik proberen op te schrijven.
Tijdens het bombardement zaten wij met ons allen op de trap van ons huis.
De bommen sloegen achter en voor in, ons huis bleef staan, maar is een paar dagen later afgebrand. Dat kwam door een stoffeerderij die een paar huizen van ons huis gevestigd was. De huizen achter ons waren met brandbommen platgegooid en de vonken zijn daarvandaan naar de nog bestaande huizen overgesprongen.
Na het bombardement zijn we gevlucht, achteraf zijn wij nog langs onontplofte bommen gelopen, (wisten we veel).
In de Plantage aangekomen liepen al veel gevluchte mensen.
Wat mij altijd is bijgebleven waren de bussen van de R.E.T. die als ballonnen in de bomen hingen.
Deze bussen waren daar neergezet om ze te behouden. Kunt u begrijpen wat een luchtdruk er is geweest, na het ontploffen van de bommen.
Alle mensen waren op weg, waarnaar toe wist niemand op dit moment.
Uiteindelijk zijn wij in Nieuwerkerk beland en in een hooiberg dagen hebben gebivakkeerd.
Mijn vader is een paar dagen later naar ons huis gegaan, waar niets van over was.
We hadden alleen nog de kleren die we aan hadden, maar we leefde gelukkig allemaal nog.
Na een week in de schuur gebleven te zijn, hebben we een paar weken onderdak gekregen van een zuster van mijn vader.
Inmiddels zijn mijn ouders op zoek gegaan naar een huis en zijn wij in Schiedam terecht gekomen.
Ons leven is zo zachtjes aan weer op dreef gekomen.
Volgens mijn herinneringen ging het nog wel, ik ging gewoon naar school, later naar een hogere school.
In die tijd begon het al af te zakken.
In die tijd is het westen van Rotterdam waar wij niet zo ver vanaf woonde gebombardeerd, maar de bommen waren voor de havens bedoeld.
Het eten begon ook minder te worden en zijn wij nog een paar maanden in een huis getrokken in Stolwijk, maar zijn uiteindelijk weer terug gekomen.
Het eten in de stad werd steeds minder te worden, uren in de rij staan om wat aardappelen en groenten te bemachtigen, brood en andere levensmiddelen waren op de bon tot dat ook als maar minder werd.
Vele mensen gingen de boer op, waaronder ook mijn vader en zuster, om eten te kopen, of voor dingen te ruilen, dat ging in het begin ook nog wel, maar de boeren raakte ook uitgeput door de grote aanloop, spullen hadden ze niet meer nodig, dat had zich ook opgehoopt.
Uiteindelijk kwamen de gaarkeukens, waar je dan soep van een onbestemde grijze kleur en bittere smaak in een pan geschept kreeg.
Eén keer hebben we erwtensoep gekregen die smaakte toen heerlijk, waar het vandaan kwam weet ik niet meer.
Mannen vanaf zeventien tot +/- veertig jaar werden plotseling opgehaald om te gaan werken in Duitsland.
Mijn vader hoefde niet meer die was toen twee en veertig.
De honger werd ook steeds erger, wie nog ergens aan kon komen, was een bofkont.
Mijn moeder kookte suikerbieten om stroop van te maken op een noodkacheltje.
Van de pulp van de bieten maakte ze koekjes en de stroop smeerde wij daar op.
Het was niet lekker maar je had weer wat te eten.
Alles wat je deed moest je lopend doen, want fietsen waren door de Duitsers gevorderd, openbaar vervoer was er ook al lang niet meer.
Kleding wat er nog was, werd alsmaar vermaakt.
Eindelijk gaven de Duitsers toestemming om eten te droppen uit Zweden met vliegtuigen daar vandaan.
Ik heb het idee dat ik nog nooit zo lekker heb gegeten.
Wit brood boter en eierpoeder als je dat met water aanmaakt kon je er een omelet van bakken.
Eindelijk is het zover. Vrede. 5 mei 1945.
Hoera wat zijn er feesten gevierd.
Mevr. J.C. van Leeuwen-Rokers
Dit verhaal verscheen eerder op mijn auteurspagina. Op de Westersingel woon ik inmiddels niet meer. Met reden. Die reden(en) kun je hier lezen.
Abonneren
Wil je meer van dit soort Brainfarts lezen? En denk je “ik gun die gozer wel een paar eurootjes zodat hij zijn schrijfsels blijft delen”. Dan kun je betalend lid worden en voorzie je mij van een beetje schrijvend bestaansrecht!
Subscribe hieronder, kies voor een maandabonnement, jaarabonnement (17% korting!) of sponsorship en ontvang als eerste (exclusieve) content.
Eenmalig doneren kan hier of met een directe overboeking naar NL70 BUNQ 2076 5623 89 t.n.v. Tjeerds Brainfarts. (en natuurlijk krijg je dan ook - tijdelijk naar rato - toegang tot betaalde content)
Mijn dank is groot en oneindig!